Ontwikkelbeeld Zaancorridor 2040 — Drager van groene verstedelijking noordkant MRA

Het Ontwikkelbeeld voor de Zaancorridor schetst de ambitie en stappen naar een groene verstedelijking met een sterk vervoerssysteem als drager. In de komende 20 jaar ontwikkelt de Zaancorridor stapsgewijs van een voervoersas — tussen de Metropoolregio Amsterdam en de Regio Alkmaar — naar een dynamische verstedelijkingsas met hoogwaardige woon- en werkmilieus rondom de OV-knooppunten en in de directe nabijheid van aantrekkelijke landschappen. Het Ontwikkelbeeld is in samenspraak tot stand gekomen tussen de samenwerkende partijen provincie Noord-Holland, gemeenten, Vervoerregio Amsterdam, ProRail en NS. Het consortium RHDHV, Buck Consultants en MUST heeft het proces gefaciliteerd en de rapportage opgesteld.

De investeringen in de fysieke infrastructuur die nodig zijn om de Zaancorridor te laten floreren tot 2040 zijn beperkt in vergelijking met andere (multimodale) corridors rondom Amsterdam. De Zaancorridor is op korte termijn niet afhankelijk van een schaalsprong en grootschalige investeringen in het vervoerssysteem. Het versterken van de Zaancorridor is daarom een duurzame en goedkope oplossing om significant invulling te geven aan de programmatische ambities van de Verstedelijkingsstrategie van de MRA.

Dit Ontwikkelbeeld schetst de urgentie en kansen voor de ontwikkeling van de Zaancorridor inclusief de strategie en samenwerking tussen alle partijen die daarvoor nodig is. De ontwikkeling daarnaar toe is niet in beton gegoten en zal op adaptieve wijze vorm gaan krijgen.
Het beeld hieronder toont de — indicatieve — ontwikkeling van het spoornetwerk.

Periode                      
2021

Product
Rapportage 

Opdrachtgever         
Provincie Noord-Holland, gemeente Zaanstad, Bergen, Uitgeest, Castricum, Heiloo, Alkmaar, Heerhugowaard (Dijk en Waard), Vervoerregio Amsterdam, ProRail en NS

In samenwerking met
RHDHV, Buck Consultants

AANLEIDING — Groeiende behoefte goed bereikbare locaties langs Zaancorridor
De Zaancorridor verbindt twee sterke en groeiende regio’s: de Metropoolregio Amsterdam (MRA) als (inter)nationale topregio en de Regio Alkmaar met een sterke ondernemersgeest en aantrekkelijke landschappen. De komende jaren neemt de behoefte aan goed bereikbare en aantrekkelijke locaties voor woon- en werkgelegenheid en recreatiemogelijkheden langs de Zaancorridor toe. Niet alleen voor de bewoners van de gemeenten zelf, maar ook vanuit de verdere groei- en verstedelijkingsopgaven van de MRA (conform het polycentrisch verstedelijkingsconcept).

KANS — Groei van beide regio’s door slimmer benutten en versterken Zaancorridor
De Zaancorridor biedt veel potentie om invulling te geven aan deze groeiopgaven. Rondom de knopen (stations) van de Zaancorridor zijn goed bereikbare en aantrekkelijke locaties voor woningzoekenden, bedrijven en bezoekers. Door de bestaande spoorinfrastructuur en reeds geplande investeringen slimmer te benutten, ligt er een unieke kans voor verdere verstedelijking aan de noordkant van de MRA.

STRATEGIE — Integrale knooppunt- en corridorontwikkeling (TOD)
Om bovenstaande ambitie te verwezenlijken wordt ingezet op integrale knooppunt- en corridorontwikkeling (of Transit Oriented Development, TOD). Succesvolle TOD vereist een duidelijke strategie en gezamenlijke ontwikkelprincipes. Deze geven richting aan de keuzes en investeringen die de komende jaren nodig zijn om ontwikkelopgaven en ambities van beide regio’s te realiseren. De samenwerkende partijen willen als volgt invulling geven aan de ambities:

1. Slimmer benutten en versterken van de beschikbare spoorinfrastructuur om zo de bereikbaarheid van de regio stapsgewijs te verbeteren en ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk te maken.

2. Concentreren van nieuwe woningen rondom de knopen waarbij de ruimtelijke inrichting en het flankerend beleid sturen op het maximaal benutten van het OV.

3. Creëren van een aantrekkelijk ondernemers- en vestigingsklimaat rondom de stedelijke knopen en huidige en nieuwe werknemers actief stimuleren om (vaker) met de trein te reizen.

4. Verbeteren en promoten van de OV-bereikbaarheid en toegankelijkheid van natuurgebieden en toeristische trekpleisters, op loop- of fietsafstand van de knopen.

5. Realiseren van goed bereikbare regiohubs, met een verblijfskwaliteit en voorzieningenniveau die de automobilist verleiden om de overstap op de trein te maken.

Differentiatie per knoop
De kern van TOD is dat het gehele netwerk en de regio wordt gebruikt voor de ruimtelijke ontwikkeling. Elke knoop heeft daarbij een rol, maar niet elke knoop heeft dezelfde functie. Door te differentiëren naar type knopen wordt onderscheid gemaakt tussen de kwaliteiten en ontwikkelpotentie van de individuele knopen. In het kaartbeeld hieronder is deze differentiatie te zien.

1. Forensenknoop:
de basis voor elk station
Alle knopen (stations) zijn forensenknopen. Een forensenknoop is een station die de doelgroep van de dagelijkse forens van alle gemakken voorziet in zijn of haar reis. Dit betekent dat er basisfaciliteiten zijn zoals prettige wachtvoorzieningen, reisinformatie en dat ruimte wordt geboden voor gemaksvoorzieningen zoals bijvoorbeeld een pakketophaalpunt. Om ketenmobiliteit, met name voor de zogenaamde ‘treinfietsers’, te stimuleren moeten er voldoende (bewaakte) fietsenstallingen zijn en dienen de belangrijkste toeleidende fiets- en wandelroutes voldoende comfortabel te zijn. Deze voldoen aan de laatste inzichten van sociale veiligheid en prettige belevingswaarde. Afhankelijk van de vraag zijn er overstapmogelijkheden naar andere vormen van voor- en natransport aanwezig. Voor een aantal knopen is er nog werk aan de winkel, bijvoorbeeld om de ‘treinfietsers’ optimaal te bedienen.

2. Stadshub:
regionale centrumlocaties
In Zaandam, Alkmaar en Heerhugowaard bedienen de knopen meer doelgroepen naast de forensen uit de directe omgeving. Ook hebben ze een groter bereik. Deze stadshubs bieden toegang tot een (historische) binnenstad of centrumgebied en regionale voorzieningen liggen op loopafstand. De forensen komen uit een groter gebied. De knopen en de directe omgeving zijn zelf ook een belangrijke regionale bestemming voor werken en voorzieningen. In het geval van de stadshubs Zaandam en Alkmaar dient ook de doelgroep van binnenlandse en buitenlandse toeristen goed bediend te worden. Behalve dat een stadshub een bestemming is voor verschillende doelgroepen is een stadshub ook een overstapplek naar ander openbaar vervoer, fiets en auto. Dit betekent voor het ontwerp van de stadshub dat het een waardige entree is naar de stad, een plek voor ontmoeting en een geoliede overstapmachine.

3. Regiohub: poort van de regio
De stations Uitgeest, Alkmaar, Alkmaar-

Noord en Heerhugowaard zijn naast forensenknoop ook regiohub. Ze functioneren als voorpost van het hoogstedelijk gebied van Amsterdam binnen de ring omdat ze direct gelegen zijn bij een afslag van het hoofdwegennet (respectievelijk A9 en A8). Voor een deel bedienen ze structureel de ketenreiziger die de overstap maakt van auto naar trein. Daarnaast dienen de twee regiohubs als ‘afvang’locatie bij ernstige verkeershinders voor de sporadische ketenreiziger. De structurele ketenreiziger dienen te worden verleid met aantrekkelijke en comfortabele voorzieningen. Denk aan bijvoorbeeld een ophaallocatie voor de dagelijkse boodschappen, kinderdagverblijf of een autoservicebedrijf.

4. Buitenpoort: poort tot het omliggende landschap
Buitenpoorten zijn stations die direct aan een bijzonder landschap of een landschappelijke structuur liggen en zo zijn ingericht, inclusief voorzieningen, dat mensen makkelijk hun weg vinden naar de natuur. De doelgroep bestaat voornamelijk uit de bewoners uit de twee verstedelijkte regio’s die dankzij de buitenpoorten recreatiemogelijkheden op geringe reisafstand krijgen. Een zeventall stations aan de Zaancorridor is potentieel een buitenpoort. De ontwerpprincipes voldoen aan de normen beschreven in het ‘Handboek Buitenpoorten’ (Provincie Noord-Holland, september 2020).

VERVOLGSTAPPEN — Adaptieve aanpak en concrete en wederkerige afspraken
Het ontwikkelpad op weg naar een integrale corridorontwikkeling is niet in beton gegoten. Het vereist een adaptieve aanpak om voldoende flexibiliteit te behouden en om bij te kunnen sturen wanneer nodig. Bovendien is een groot aantal partijen betrokken. Zowel het Rijk (de ministeries van IenW en BZK), de provincie Noord-Holland als de regiogemeenten zijn (mede)verantwoordelijk om onderdelen van de strategie mogelijk te maken. Om de ontwikkelpotenties optimaal te benutten en versnippering te voorkomen, moeten investeringen in de ruimtelijke ontwikkelingen en in de bereikbaarheid op elkaar worden afgestemd.

Een adaptieve aanpak vereist dat er bestuurlijk commitment is over de gezamenlijke ambitie en partijen weten welke bijdrage van hen wordt verwacht, wat ze van de ander kunnen verwachten en wanneer. Concrete en wederkerige afspraken zijn noodzakelijk om de samenhang tussen de verschillende ruimtelijke ontwikkelingen onderling en met de bereikbaarheidsinvesteringen goed te borgen. De samenwerkende partijen gaan graag in gesprek met de MRA en het Rijk om te komen tot een gezamenlijk Verstedelijkingsakkoord.